Ik zit in de tuin, het is schemerdonker en ik zit te wachten op de vleermuizen. Als de vogels stoppen met fluiten, is het moment aangebroken dat de vleermuizen uit hun holen komen om rond te vliegen boven mijn hoofd. Het verhaal dat mij als kind is verteld, maakt het spannend: de vleermuizen zijn blind en als ze tegen je hoofd aanvliegen, komen ze in je haren vast te zitten en je krijgt ze nooit meer los. Je zult altijd rond blijven lopen met een fladderende vleermuis op je hoofd. De volgende gedachte is over mijn tante Paula, altijd in gouden gewaden gekleed. Ik dacht vroeger dat ze in een gouden kooitje woonde en dat mijn oom haar 's avonds uit het kooitje haalde en haar een beetje rond liet lopen op haar gouden pantoffeltjes. Ze was liever dan lief.
Deze gedachten en dagdromen komen terug als thema in mijn werk. Het is een heel lang vervolgverhaal dat jaren duurt en steeds verder gaat. Het ene beeld is de inspiratie voor het volgende beeld.